Django in Albert


    Vijf kilometer voor Albert kreeg ik een lekke band. De zon scheen, vroeg in de middag. Fluitend plakte ik mijn achterband in minder dan tien minuten. Albert was kleiner dan ik dacht. Mijn 'hotel' was boven een kroeg. Een mooie lichte ruimte met blauw en wit, beetje Grieks. De barkeeper tevens hoteleigenaar leek sprekend op de zigeunergitarist 'Django Reinhardt'. Een donker type met een snor en priemend bruine ogen. Hij liet me zien hoe ik vanuit de bar in de hotelkamer kon komen. Het bleek een labyrint van oude trappen, deuren en gangen. Schaars verlicht, stemmig bruin. Ik vroeg me af of ik hier niet zou verdwalen als ik dit alleen zou moeten doen. De tijd had hier stil gestaan. Ik ging er vanuit dat Django Reinhardt hier vroeger onderduikers hield. Onwaarschijnlijk, daar Django begin dertig was. Misschien zijn voorouders? Hij gaf me twee sleutels, één van mijn kamer en één van een deur naast de kroeg waar ik 's ochtends naar buiten kon. De sleutels moest ik een brievenbusje gooien. Ik rook een penetrante zeepgeur. In mijn knusse hotelkamertje had ik uitzicht op het station van Albert. Er stond een blauwe, plastic fles op de vensterbank die was 'doorgeknipt' met een witte sliert in het midden. Een soort molotov cocktail. Dit bleek dus een 'luchtverfrisser'. Ik begreep niet waarom Django tientallen van deze flessen in de hotelgangen had geplaatst. Had hij soms iets te verbergen? Gelukkig konden de flessen ook worden dichtgeklikt. De ramen open en de stank verdween. Rond negen uur 's avonds wilde ik naar mijn kamer gaan, Django zat met vrienden te kaarten. "Vergeet je de sleutel morgenochtend niet?" Ik voelde me een beetje als een kind behandeld. Waar was trouwens zijn Maccaferri-gitaar? Op mijn kamer was het muisstil, geen geluidje. Niet van een trein laat de staan zwoele geluiden van de 'Hot club de France'. De echte Django Reinhardt kwam uit Liberchies, Pont-à-Celles (Henegouwen) Niet eens zo ver van Albert.