Het Heilige Huis  
 






    Het Heilige Huis


    Na Lille verscheen het typische Noord-Franse heuvellandschap. Grasland, onderbroken door boerderijen, dorpjes en kleine oorlogsbegraafplaatsen. De 'loopgravenoorlog' was in feite een massaslachting op de vierkante meter. Mijn batavus herenfiets is goed uitgebalanceerd, versnellingen zijn overbodig. Dat wil zeggen in Nederland. Op de heuvels van Noord-Frankrijk moest ik regelmatig lopen (klimmen) naast de fiets. Op smalle provinciale wegen levensgevaarlijk. Regelmatig werd ik gepasseerd door luid toeterende Fransen. Vanaf Lille begon ik lukraak plaatsen richting Parijs aan te kruizen. Als de tussenliggende afstand maar ongeveer 50 kilometer was. Ik had nog nooit gehoord van het geheimzinnige Arras. Het plaatselijke VVV verwees me door naar een 'Heilig Huis' waar ik goedkoop zou kunnen logeren. Van buitenaf zag ik alleen een grote, vervallen muur met een statige deur. Ik begon nu licht te twijfelen. Was ik hier wel welkom? De zware houten deur ging moeilijk open. Binnen deed alles denken aan een kerk. De verschillende kruizen, witte muren foto's van belangrijke geestelijken. Smetteloos. Ik verwachtte ieder moment een monnik. Een vrouw bij de receptie gaf me een korte rondleiding. Gigantisch lange gangen. Het houten parket glom zo sterk dat ik er bijna er niet over durfde te lopen. Mijn brandschone kamer was de mooiste tot nu toe. Met uitzicht op een idyllische, maar verlaten binnenplaats. De rust was overal. "U kunt ook gebruik maken van onze kerk hoor"; zei de vrouw beleefd. Als een inbreker betrad ik de lege kerk. Gebeden heb ik er niet, wel grote levensvragen gesteld als; "Waarom ben ik hier alleen?". Ik kon nog wel naar buiten maar moest om acht uur weer binnen zijn. Ik liep naar een kroeg in de buurt. Een man zonder gebit vertelde in mysterieus slecht Nederlands hoe hij vroeger in de havens van Amsterdam had gewerkt. Hij wilde mij een biertje aanbieden en verontschuldigde zich over het feit dat hij geen tanden had. Ik moest nog dineren in een heilig huisje. Het restaurant was in de kelder. Leeg vanzelfsprekend. Er bleken er al twee oude vrouwtjes te zitten. Ik kon zo aanschuiven. De keurige dames spraken geen Engels en ik probeerde uit te leggen dat Parijs zo duur was. "Ik woon in Parijs en ben niet anders gewend"; zei een oudje stellig. Een Franse buurvrouw heeft ooit over mij gezegd; "Die Willem is een aardige jongen maar hij eet als een varken!". Ik hoopte dat die vrouwtjes mij niet als een ongelovige hond zagen. Het was bijna acht uur, ik wist niet meer wat ik nog kon doen. De lange gangen waren nu allemaal donker. Muisstil. Bij ieder stapje kraakte het spiegelparket. Als ik in de buurt van een lamp kwam sprong deze vanzelf aan. De TV kamer was leeg en op televisie spraak iedereen Frans. Plotseling ging de deur open, een vrouw in een gele duster zei; "Bon soir". Licht geschrokken liep ze meteen weer weg. Op mijn kamer vond ik het Heilige Huis zo griezelig dat ik 's nachts niet meer naar het toilet durfde.