Camping de Jutte
Op het terras van het restaurant was ik omringd jonge ouders.
Vlak naast het terras, onder de naaldbomen lag het midgetgolfterrein.
De laatste baan was ‘de onmogelijke schuine helling’.
Lachend sloegen de golfers hun ballen hoog door de lucht
om daarna vrolijk aan te schuiven.
Ik zat tegenover een familie met oude man aan het hoofd van de tafel,
een kale Opa met een slecht gebit en ingevallen oogkassen.
De vader van de twee kinderen was slank en zelfverzekerd.
Zijn vrouw staarde hem vol bewondering aan bij alles wat hij zei en deed.
Het jongetje had een mobiele telefoon en wilde aan Opa
uitleggen dat je er ook filmpjes mee kon maken.
De onguur lachende Opa leek niet geïnteresseerd.
Het zoontje begon te filmen.
De vader stond op, bukte en raakte kruislings zijn voeten aan
en wreef lachend over zijn borst en bovenarmen, waarbij
het hele terras hem kon zien. Een soort turnoefening.
Dit was blijkbaar dè manier om een erg leuk filmpje te maken.
Ik begon te transpireren van plaatsvervangende schaamte.
“Wilt U mijn filmpje zien?” vroeg het jongetje aan andere
gasten. De lugubere Opa bleef maar vriendelijk lachen.
Ik had drie biertjes uit de Juttestreek genomen en kon
uiteindelijk voor mijn mixed-grill dertig euro afrekenen terwijl de camping zelf
slechts een tientje koste.
De hele camping lag onder een dak van reusachtige naaldbomen.
Behalve het licht was ook het geluid anders.
Naast mijn tent stond een gezin met drie kleine kinderen.
Ze waren vooral nieuwsgierig waarom ik alleen was.
‘Heeft U dan geen vrouw?’ ‘Nee’ zei ik tegen de zesjarige Sofie.
‘Dat is toch niet gezellig?’ zei ze.
Daar kon ik haar geen ongelijk in geven.
De kinderen wilden in mijn tent kijken.
'Dat is maar een klein tentje meneer en het is een rommel in jouw tent’.
Besloot een vrij bijdehand kereltje van vijf.
‘Jouw tent stinkt naar poep’.
Bleek later dat de ingang van mijn tent, een lapje plastic met een rits,
waarschijnlijk in hondenpoep had gelegen.
Een onaangenaam entree.
Het meisje Sofie vroeg nog; 'Wordt U wel eens kwaad?'.
“Nou nee bijna nooit, en zeker niet op kinderen” zei ik.
‘Bijna nooit’ was gelogen, het tweede gedeelte was wel waar.
Sofie zei dat haar ouders en Oma wel vaak kwaad werden.
Na deze confessie was mijn lichte huivering voor het onbekende,
de fietstocht naar Berlijn, kinderspel.
|