London, where am I?


    December 2002 Een paginagroot artikel in de Volkskrant over een tentoonstelling in Londen die nooit naar Nederland zou komen. Barnett Newman, (New York, 1905-1970) een Amerikaanse schilder die in Nederland die zowel gehaat als geliefd is. Zo erg gehaat dat een psychopaat met een stanleymes de twee gigantische doeken heeft vernietigd. De man in de straat haalde zijn schouders op; “Maakt niks uit, zulke simpele schilderijen kan iedereen maken”. Helaas kreeg hij dit keer bijna gelijk. Het nagenoeg rode volvlak Who’s afraid of red yellow and blue part III is niet gerestaureerd maar volgens de legende overgeschilderd met een roller muurverf. Het schilderij bestaat niet meer. De man in de straat haalde nu lachend zijn schouders op “Zie je wel. Zulke schilderijen kan iedereen maken!” Als kind nam mijn vader me mee naar het Stedelijk Museum te Amsterdam. Hij zei; “Dit schilderij heet; “Wie is er bang voor rood”. Ik liep langs een doek waar geen einde aan leek te komen. Alleen maar rood. Wel grappig. Het schilderij was gewoon onderdeel van mijn gelukkige zeventigerjaren jeugd. Net zoals Karel Appel en Robert Rauschenberg. Ik zag ze beetje als mijn vriendjes. Iedere keer als ik het Stedelijk binnenkwam leken ze mij vrolijk toe te lachen. En nu is er ééntje overleden… eigenlijk twee. Die andere grote blauwe met een witte streep Cathedra is zwaar beschadigd. Hersteld maar hij is dezelfde niet. Alsof Cathedra niet meer normaal met mij kan praten. De dader loopt allang weer vrij rond. Wegens een mega verbouwing van het Stedelijk zitten mijn vriendjes nu voor jaren in de gevangenis. Ik droomde over een guillotine op de Dam.


    Ik had tijd en geld genoeg. Januari een nieuwe baan, Libelle gesproken… haar foto’s zagen er veel belovend uit. Drie dagen een volledig arrangement van Pierre Langhout. Ik kon met een gerust hart een lang weekend naar Londen. De bus vertrok om 7.30 vanuit Utrecht. Het was donker op het Jaarbeursplein. Al na uur rijden vroeg een klein meisje met Limburgs accent “Bent u helemaal alleen?” Haar charmante moeder zei nog “Sjerren, laat die man met rust”. Ik had gezellig een dikke stapel kranten en tijdschriften gekocht. De moeder van Sjerren nam mijn gelezen Privé’s zwijgend maar tevreden in ontvangst. Het was de eerste en laatste keer dat ze vriendelijk deed. Misschien voelde ze dat ik in Londen niet alleen wilde slapen. Ergens in Brabant stopte de bus. “Gelukkig, even lekker koffiedrinken”. Het was een gigantische loods en parkeerplaats met honderden bussen van Pierre Langhout voor de deur. Iedereen moest de bussen verlaten en allemaal het gebouw in. Een gigantische hal met laag plafond waarin duizenden reizigers aan kleine tafeltjes koffie zaten te drinken. Via een omroepinstallatie werd iedereen naar de juiste, definitieve bus verwezen. Dit was het distributiecentrum. Mensen met fel gekleurde reistassen en ski’s. Het rook er naar koeien en stro. Ik voelde me een kuddedier. Pierre Langhout’s Exodus. De kanaaltunnel bleek een soort Science-fiction cabine te zijn. Toen we door we tunnel vlogen was er niks te zien. Geen besef van snelheid. Na twintig minuten waren we in Engeland. De buschauffeur begon eindelijk te praten. "Ja, dames en heren, nog een paar uur rijden en naderen we Londen. De gemeente Londen is erg groot, we zullen nog geruime tijd door allerlei voorsteden rijden". Schier eindeloze straten. Nietszeggend grauw. "Kijk, daar rechts staat het geboortehuis van Charlie Chaplin". Ik schrok bijna van teleurstelling. Was dat nou het huis waar de legendarische 'Charles Chaplin' vandaan kwam? Een fabriekswoning uit een provincieplaats. Inmiddels werd ook al weer snel weer donker. "We arriveren spoedig bij ons Hotel. 's Avonds kunt u mee met een rondrit door Londen". 's Avonds? We hadden natuurlijk geen tijd te verliezen van onze 'drie daagse reis' in Londen. De eerste dag was al bijna voorbij.

    Picadilly Circus. We kregen exact een uur om te eten. Tijd voor een restaurant was er niet. Ik besloot om naar de Burgerking te gaan en had daarna nog een paar minuten om Adrena een e-mail te sturen vanuit een gigantische platenzaak. Mijn grote liefde, de getrouwde Adrena was altijd al onbereikbaar. Nu leek ze wel heel erg ver weg. "Cherrie Adrena", ze was Française maar ik sprak geen woord Frans, "I am now at Picadilly Circus. It's sounds nice but I don't like it. Just a lot of traffic and billboards. Love Biels". Ik wilde Adrena niet bedriegen. Na drie jaar was het duidelijk dat ze niet voor mij koos. Inmiddels was ik helemaal in de ban van 'Libelle'. Een meisje wat ik nog niet eens had ontmoet. In de bus begon de moeder van Sjerren de hele tijd te klagen. "In een uur tijd kan je toch niet te eten!" Ik gaf haar natuurlijk gelijk. "Het schijnt dat hier taxi's rond rijden die dienen als rijdend bordeel". Grappig, daar ik had er nog nooit van gehoord. De moeder van Sjerren moest mij niet. Ik zag het in aan haar donker reebruine ogen. De resterende twee dagen heeft ze niet meer met me gesproken. Op tijd naar bed. De hotelkamer was erg groot. Het twee persoonsbed wel heel erg ruim.


    Ik werd om elf uur 's ochtends vlak voor de Royal Albert Hall afgezet. Voor mij een legendarische Hall alleen maar omdat deze voorkomt In ‘a Day in the life’ van The Beatles. De Royal Albert Hall leek klein en verwaarloosd. Het was opnieuw een grauwe dag maar regende gelukkig niet. Ik moest zo snel mogelijk naar de Modern Tate Galery. Deze  moest aan de overkant van ‘the Thames’ liggen. Ik besloot om stoer de 'Subway' te nemen. De straten waren leeg, de metrostations leken uitgestorven. Was dit nu de wereldberoemde Metropool waar zoveel over gezongen en geschreven is? Het schijnt dat het spookt in een aantal verlaten Metrostations. Ze zijn nog in de oude staat en vanaf de straat kant niet meer te bereiken. De Metro stopt er niet meer. Misschien zou ik er wel één kunnen zien door de ramen? Helaas was het aardedonker in de metrotunnels. Om het compleet te maken nam ik voor het laatste stukje, een paar kilometer, een echt Londense Taxi en werd afgezet voor de deuren van de 'Modern Tate'


    'The Beginning' (1949) is het spreekwoordelijke begin. Nagenoeg alles wat Barnett Newman voor die tijd heeft gemaakt hij heeft zelf vernietigd. Sommige nog resterende werken uit die periode hebben vaak bloem-achtige sliertjes als motief. Newman was gek op tuinieren en de natuur. 'The Beginning' is een belangrijk werk. Het is een doorbraak naar het nieuwe. Het is vernieuwend in al zijn (kleur)kracht en compositie, een overdonderend begin.

    'Anna's Light'.  Het is het grootste doek bekend van Newman. Een volvlak rood met een beide zijden een witte balk. "I wonder how far I could push red". Het was een hommage aan zijn overleden moeder. Indrukwekkend. Het paste nauwelijks in de zaal. Ik vroeg me af hoe zo een doek vervoerd moest worden. Het is acryl op doek integenstelling tot 'Who's afraid of..' wat allerlei lagen olieverf was. Het acryl op een speciale manier te zijn aangebracht waardoor er 'lichtgevend of fluoriserend' effect schijnt te ontstaan.

    'Stations of the Cross' is een reeks van 14 schilderijen in zwart/wit opgehangen in een speciale 'ronde' zaal. "Why have you forsaken me? zouden de laatste woorden zijn geweest van Christus gericht aan de heilige vader, hier in verband gebracht met de Holocaust. Newman, zelf van Pools-Joodse afkomst zou met deze reeks hier een 'monumentale' uiting aan hebben gegeven. 'Stations of the Cross' kwam inderdaad wat somber bij mij over. Toch is het gevoelsmatig sterk....De vervreemding, de clynische stilte. 'Stations of the Cross' is een statement. Ik geef de voorkeur aan gekleurde Newmans.

    Er liep Amerikaanse sprekende, vriendelijk ogende vrouw door de zaal. Ik sprak haar aan; "Do you like his work also? Yes the colors make me happy.  Does it remind you of Piet Mondrian?. O, yes, a friend of mine met him in the fifties in New York." (Mondriaan stierf in 1944 door een longontsteking)

    Modern Tate ligt aan the Theems. Voldaan liep ik langs de oever met mijn mobiel in de hand. Ik belde mijn vader. “Fred, ik loop nu langs de Theems en zie de Tower Bridge, het regent niet en ik was net bij Barnett Newman”. “Is dat niet duur dat mobiel bellen zo?" zei mijn vader. Het bleek achteraf iets van 10 euro per minuut te zijn. De combinatie van het Amerikaanse genie Barnett Newman en het authentieke, oude Londen bracht mij in een euforische stemming. Ik voelde me een Wereldburger. Ik besloot om via de 'Towerbridge' de Theems over steken en naar de alternatieve wijk ‘Soho’ te lopen. Het leek me leuk om daar in de kleine platenwinkeltjes naar Prince Cd’s te zoeken Soho was kleiner dan ik had verwacht. Prince was daar al 100 jaar uit de mode. Enkele honderden meters verder was daar ineens ‘Oxford Street’. Een leuke, nette Kalverstraat Ik had wel trek in een kopje koffie. In een piepklein espressohuisje vroeg ik de weg naar West-End. “Why is your hand shaking?” vroeg de Italiaans ogende serveerster. Ik werd verlegen door haar plotselinge aandacht. De rekening van 7.50 euro bracht me weer terug op aarde. Bij Picadilly Circus stuurde ik in een ‘internet telefooncel’ een e-mail aan Libelle.


    Libelle, januari 2003
    Op haar donkere foto’s huilde ze. Dat was eigenlijk al een voorteken , achteraf bleek het een verborgen waarschuwing. Libelle had bruin lang haar en fel blauwe ogen, een Amsterdams accent. Ze werkte als vuilnisophaler en was de enige, stoere vrouw onder de mannen. We spraken af in de stationshal. Ze kwam me aanlopen en ik was meteen totaal verkocht. In de stationsrestauratie gaf ze direct aan dat ze ook verliefd op mij was. Ik geloofde het maar kon het niet bevatten Libelle was gewoon belachelijk mooi. Een simpele wandeling langs de Oude gracht was nu een feest. Bij de roltrap van Hoog Catharijne vonden we elkaar. Libelle woonde in een flatje in Soest. De muren waren donkerblauw en zwart geverfd, geheimzinnige trollenpoppen keken me vrolijk aan. Libelle had iets met heksen Ik moest vroeg op en bleef maar een uurtje. Libelle was superlief. Nu zou ze bij mij komen. In die tijd woonde ik in een grote hotel-achtige flat bij Lombok. Vol trots zou ik de freule wel even ontvangen. Libelle kwam binnen, zei niets over mijn woning en ging vrijwel direct op de bank liggen en zei; “Ik wil vanavond wel naar Idols kijken hoor!” Ik had nog nooit van ‘Idols’ gehoord. Geen idee dat het een avondvullend rotprogramma zou zijn. “Heb je niets te eten in huis?” vroeg Libelle enigszins ontevreden. “Euh nee, ik ga wel even wat halen bij de snackbar”. Ik kwam terug en Libelle bleek ineens geen honger te hebben. Ik begreep Libelle niet meer. De laatste trein was allang vertrokken. In bed was het wel weer feest met haar, althans dat dacht ik. Om twee uur ‘s nachts ging ze het bed uit en in de huiskamer op de bank zitten. Ze zei niks meer en keek me als verdoofd aan, alsof ze onder de drugs zat. Ik probeerde op haar in te praten en reden van haar gedrag te achterhalen. Dat lukte niet. Ik wilde haar niet verliezen. Na intensieve pogingen om haar aandacht weer terug te krijgen begon ze uiteindelijk weer te lachen. Het kwam er op neer dat als een man zoveel moeite voor haar deed het wel weer zo goed zou komen. De volgende keer in Soest had Libelle zich speciaal super vrouwelijk aangekleed. Tijdens Idols keek zij naar het beeldscherm en ik onder haar rok. In haar sfeervolle slaapkamer met gedimd licht en hemelbed werd het zeer gezellig. Helaas opnieuw voor korte duur. De volgende ochtend was Libelle buitenzinnig. Woedend riep ze dat als ik haar nog eens zou aanraken, ze mij door het raam naar buiten zou smijten. Niemand kon haar klein krijgen schreeuwde ze nog. De hysterie aanval duurde ongeveer 10 minuten. Ik wist dar er nu geen weer meer terug was.


    Het diner zouden we doen met de reisgroep in een klein, goedkoop café restaurantje in West-End. Er bleek ook live muziek te zijn. Het podium was klein, fel verlicht en vol gezet met planten, kitsche ornamenten van zilverpapier. De pianist was blind de bassist leek wel 80. Aan de eettafel kwam de moeder van Sjerren tegen over mij zitten. Ik had het nu helemaal gehad met die bekrompen Limburgse, kreeg last van maag en ging gauw ergens anders zitten. Ik wilde ook wel wat zingen en dat kon. Het ging niet van harte. De blinde pianist bleek zo zijn eigen plannetje te heben over een typisch Engels repertoire. Daar paste ik niet in. Ik wilde toch dolgraag zingen in Engeland en dan nog wel op zo een bijzonder podium. De hoogbejaarde bassist zwichte. Het werd Just one of those things van Cole Porter. Ik ging op het podiumpje staan en het dochtertje van Sjerren begon te giechelen. 'Just one of those things' gaat over beginnen en eindigen. De betrekkelijkheid en de euforie. Verpakt in een vrolijk wijsje wat toch stiekem gedargen wordt door enige mineuren. Het is  in al haar eenvoud.is voor mij één van de allermooiste standards ooit. En dat mocht ik zingen. Het publiek, de reizigers reageerden naar afloop flauwtjes. De laatste dag in bus was saai. In een wegrestaurant zei een reiziger; "Ha, de man met met de gouden stem". Ongelovig keek ik hem aan.