Neem de lange weg naar huis
Ik vlucht het liefst. Naar huis, naar de televisie, naar bed
maar de trein is mijn favoriete schuilplaats.
De onwerkelijke luxe om gereden te worden went nooit.
Hoe minder mensen, hoe leger de coupé's hoe gelukkiger ik ben.
Het vaste voorpretritueel; de krant en een kleine koffie kopen.
Door te lezen vlucht ik van medereizigers.
Ik vergeet ze. Ze zijn geen onderdeel meer van mijn
beschermde treinwerkelijkheid.
De trein kan niet buiten geschreven en ongeschreven regels.
De rookcoupé bestaat niet meer, de stilte coupé
heeft zwijgend haar plaats ingenomen.
Ik kan zo genieten
wanneer iemand in de stiltecoupé wordt aangesproken
op zijn of haar asociale telefoongedrag.
De macht van de trein. Ze heeft geen boodschap
aan de moderne trends.
Een Dame uit Heiloo wilde mij
dezelfde avond nog zien. Geen probleem.
Ik nam de eerste trein richting Amsterdam.
Het vroor die dag. Een coupé vol jonge mensen.
Vrijdagavond 22.30, uitgaansavond.
Ik was zo blij dat ik naar Noord-Holland kon gaan.
Waar het altijd fris en groen is,
daar wonen de opgewekte Boerenmensen.
Nu nog de stoptrein naar Alkmaar.
De warme woonwagen ploegde traag
door de maagdelijke witte weilanden.
Als de stroom uitvalt en de trein stopt,
verandert mijn heiligdom in een
morbide koelcel.
Een stel jonge bewoners mompelden wat
onduidelijk West-Fries.
Castricum. Nog één halte.
Daar was Heiloo. Niemand op het perron.
Bijna middernacht, veel te koud.
Een auto verscheen op de parkeerplaats.
De Dame aan het stuur herkende ik meteen.
Naast haar zat nog een vrouw.
Vrolijk zwaaiend.
Ik wist nu zeker dat er iets niet pluis was en
verlangde meer dan ooit naar mijn rijdend huisje.
Ik werd verzocht om in te stappen.
(wordt vervolgd)
|