Ik heb sindskort een nieuwe bewoonster. Ik noem haar "Matti". Ik zat televisie te kijken, midden in de nacht, naar een documentaire over de Titanic. Men bekeek het gezonken wrak middels een op afstand bestuurbare camera. Net op het spannendste moment, toen er een kabel vast bleek te zitten en de beelden de oneindige diepte indoken, zag ik Matti. Ze trippelde geruisloos over het gebroken wit tapijt als een voortgetrokken mini-wagentje van de ene hoek in mijn kamer naar de andere. Een lief, klein donkergrijs popke. Ik schrok en was ineens klaarwakker. Matti moest onmiddellijk mijn huis verlaten. Ik deed mijn balkondeur vast open, pakte een bezem uit de kast, verschoof de bank, maar Matti was onvindbaar. Ik deed alle lichten in de huiskamer aan, luisterde heel goed maar hoorde niets. Toen ik halfnaakt in mijn slaapkamer stond werd ik toch wat ongerust. Stel dat Matti besluit bij mij in bed te kruipen? In Italië ben ik een keer wakker geworden door wat gekriebel in mijn slaapzak. Het ging om een paar miertjes die ik "rotjes" noemde. Toen ik mijn luchtbed optilde bleek daar een populatie van honderden rotjes onder te kruipen. Ik moest terstond om 4 uur 's ochtends mijn tent verlaten. Alle bagage er uit halen, de tent verplaatsen, en op een rotjeloze plek mijn tent opzetten. Het bleek dat ik mijn tent op een ondergrondse hoop rotjes had gezet. 's Ochtends werd ik door de telefoon gewekt. Ik was Matti bijna vergeten totdat ik haar weg zag springen op mijn bureaublad. Ik wist het nu zeker. Matti moest definitief verdwijnen. Bij de drogist kocht ik twee lokdoosjes. De winkelbediende zei nog; 'U kunt beter geen chocola achterlaten in huis want daar schijnen ze immuun van te worden'. Ik had laatst een pak vlokken gekocht maar dat was allang op. Matti zou uiteindelijk niet in het lokdoosje zelf overlijden maar in haar schuilplaatsje waar ze altijd haar eten bewaard. Ik kreeg een beetje medelijden maar ik vond één Matti in huis al meer dan genoeg. |