Het was in een Nachtgezicht


    'Waarlijk eens drong een woord in het diepste geheim tot mij door, en steelsgewijs ving mijn oor de inspiratie van dit gefluister op. Het was in een nachtgezicht, uit dromen geboren, wanneer een diepe slaap de mensen bevangt: schrik en siddering grepen mij aan, en al mijn beenderen rilden van angst; een ademtocht streek langs mijn gelaat, een deed mijn haren te berge rijzen, en daar stond er één voor mij wiens gelaat ik niet kon herkennen; een gestalte zweefde voor mijn oog, en ik hoorde het fluisteren van een stem' (Job, 4: 12-16)


    Het was meer nacht dan avond. Er vlogen ganzen over. Ze schreeuwden. Ook de eenden in het riet leken te roepen; “Biels, genoeg is genoeg. Nu moet je ophouden!”. Ik was op het verkeerde moment, op de verkeerde plaats. Niet welkom. Ik wilde het liefst mijn handen op mijn oren houden, maar die waren geklemd om het stuur van mijn fiets. Schokkend vloog ik over het smalle zandpaadje. De bevroren plassen kon ik niet ontwijken. Iedere keer hoopte ik dat de plas niet te diep zou zijn. Een val bij dit tempo zou nare gevolgen kunnen hebben. Ik wist niet zeker of dit eindeloze pad wel naar Hilversum zou leiden. Aan het einde van horizon een lichtmast, links de Loosdrechtse plassen, rechts de rietvelden en bomen. Het geschreeuw van de vogels werd alleen maar feller…. Daar in het riet woonde mijn geweten…. Plotseling stond ze voor me. Ik stond meteen stil en kon haar gezicht niet zien. Toch voelde ik dat ze tevreden was, glimlachend. Het ging zo snel dat ik nauwelijks schrok. Meteen daarna verstijfde ik van angst, wilde ontsnappen maar kon er niet langs. Haar geruisloze macht was grenzeloos. Weer een seconde later was ze verdwenen. Ik moest mijn tocht razendsnel voortzetten. Het ergste leek voorbij. In de laatste dennenbosjes bij de Utrechtseweg zat een man in het donker voor zijn caravan. Hij keek mij aan en leek niet verbaasd. Een paar minuten later zweefde ik eindelijk Hilversum binnen.