Brasserie Nebraska


    Na een spirituele fietstocht langs een rivier met dansende bomen ging ik opzoek naar een camping in Oostende. "De dichtstbijzijnde campings kunt u in Bredene vinden, in Oostende zijn geen campings" zei een vriendelijke dame van het toeristen bureau. Een vriendin had me eerder verteld dat de havenplaats Oostende niet zo veel voorstelde. Niets was minder waar. Oostende was een melancholisch labyrint. Manhattan aan de Noordzee. Voor mij een aangename verrassing na het inmiddels voorspelbare Antwerpen en Gent. Het was vijf uur, ik wilde mijn tent opzetten. Snel naar Bredene. Direct achter de kustlijn campings in overvloed, uitsluitend hagelwitte stacaravans en mobile homes. Geen tent te bekennen. Hier kon ik niet camperen. Ik besloot het nog een keer te proberen. Schier eindeloze grafzerken, glimmend wit marmer. Ik werd onrustig. In een café wees een vrouw me op een 'normale' camping. Ik kreeg een smetteloze plek, het gras net zo getrimd als een golfbaan. Mijn Nederlandse overbuurman met een ringbaard had een reusachtige bmw camper. "Gaat je hier echt kamperen?" vroeg hij semigeïnteresseerd. "Ik heb er bewondering dat je al die bagage op die fiets krijgt". Tijd om uit eten te gaan.


    Brasserie Nebraska, Bredene. Een lange, lichte ruimte. Het was stampvol en bloedheet. Achter de rode balie stonden zeven bediendes. Ik bestelde 'Americain Préparé' en ging achterin zitten aan een plastic tafel. In het midden van de zaak stond een jonge vrouw met lang, rood haar. Tenger postuur, kordaat in haar moederrol. Ik vond haar blauwe ogen. Eén seconde, hooguit twee. Veel meer dan genoeg. Het fietsen, mijn muziek, de nieuwe leegte zelf betekende nu niets meer. Ze voelde dat ik keek, werd onrustig, het gezin vertrok. Ik hoorde ‘live’ muziek. Gezellig. Het geluid kwam uit een andere ruimte. Naast de snackbar bleek nog een restaurant te zijn. Slechts gescheiden door een deuropening. Ik liep naar binnen en zag een drummer en een organist. en mocht een tafel uitzoeken. Een eetcafé vol vrolijke Belgen. Ik bestelde een dubbele fanta met ijs, daar was ook mijn 'Americain Préparé'. Een soort tartaar met ui en patat. Het smaakte verrukkelijk. Ik had nooit eerder zo gezellig, alleen gegeten. Naast me zat een man met een grote ‘stopwatch’ om zijn been. Hij kon er maar moeilijk mee lopen. Een blond meisje zat tevreden bestek te poetsen. De band zette een jazzliedje in, ‘All of me’. “Can’t you see? I am no good without you". Hiermee was alles bezongen.