De Ochtendmerrie

    Het warme vlees lag tentoongespreid in allerlei prachtige schalen.
    Voorzichtig legde ik eten om mijn bord om niets op mijn witte
    overhemd te morsen. Plotseling liet ik per ongeluk  mijn lepel op de grond vallen. Eénmaal door mijn knieën om het bestek op te rapen voelde ik iemand keihard in mijn arm knijpen. Ik herkende hem meteen. Het was de donkerharige man met stropdas die vorige week bijna een bloemenvaas, vallend van de  vensterbank, in zijn nek had gekregen. Ik riep toen door de kantine "Jammer dat die niet in je nek is gevallen". Ik dacht of hoopte dat de man het niet gehoord had, maar ik zag aan zijn gezicht dat het wel zo was. Daarom kneep hij nu keihard in mijn bovenarm en keek mij woedend aan. "Dat krijg je er nu van om mij uit te schelden. Dan kan je niet maken!" zei hij. Ik was bang want hij leek mij echt een type die een hele hoge functie had.

    Gymnastiek was als kind altijd al mijn slechtste vak. Ik was een houterig kind wat niet kon warm lopen voor allerlei spelletjes waarbij je veel moest bewegen. Niet elke gymleraar kon daar evengoed tegen. Zo ook de leraar die mij altijd ongemotiveerd vond en dan keihard in mij arm ging knijpen. Zijn agressieve vrouw riep later ook nog eens "Als ik je moeder was dan had ik je geslagen". Toen al had ik ineens medelijden met hun zielige, betweterige dochtertje. 

    Ik liep verder de zaal in en twee secretaresse’s keken mij begripvol aan. "Ja dat is meneer X is die is nogal gauw kwaad. Maar wees blij dat het directeur Y niet is want dan was je je baan kwijt geweest!". Hierna werd ik wakker en het duurde zeker tien minuten voordat ik begreep dat het allemaal maar een ochtendmerrie was.