Geluk op de tandartsstoel


      Bij de tandarts vraag ik bij het kleinste gaatje al om een verdoving. Ook bij de mondhygiëniste, terwijl het daar "slechts" om schoonmaken gaat. De stoel gaat omlaag. Ik voel me ineens enorm nederigen ben stellig in de overtuiging dat alle mondhygiënistes een zeer schoon en rimpelloos leven leiden. Ik verbaas me er elke keer over dat deze mensen hun geld willen verdienen met het in de monden kijken en wroeten bij mensen. "Ik doe nu wat vaseline op uw lippen want de plak op uw tanden wordt straks paars, en dan zou uw mond ook paars worden". Vervolgens pakt ze een spiegeltje terwijl ze met haar latex-vingers mijn vaselinelippen op zij drukt. Een monddoekje en latex-handschoenen zijn sinds kort verplicht. "Ja, ik zie het, daar is het nog paars. Daar moet u dus nog poetsen". Daarna wordt er verdoofd en daarna gekrabd. "Meneer, u tong zit in de weg. Ik kom er haast niet bij. Ik moet er even een assistente bij halen". "Wat is er toch mis met mijn tong?" vraag ik me ineens beschaamd af. Er komt een blondharige, knappe dame bij. "We hebben hier weer zo een neurotische patiënt" hoor ik ze denken. Ze pakt geruststellend mijn hand vast. Haar vochtige latex glijdt langs mijn vingers heen en weer. Een geklemde, ritmische beweging. Ze vertrekt en alles lijkt voorbij. Maar ze moet terugkomen. Ik hoop dat ze weer mijn hand vast pakten krampachtig grijp ik in de stof van mijn broek. Ze doet het. Dit keer duurt het langer. "Wat een eigenwijze tong heeft u" zegt ze lachend. Voor de eerste keer in mijn leven ben ik blij dat ik op een tandarts stoel lig. Maar uiteindelijk vertrekt ze toch. Na de behandeling zie ik haar zitten achter de balie. Ze groet me nauwelijks. Buiten is het al donker en het regent keihard. Het water valt, maar ik voel niks.